-
1 ritselen met een papiertje
ritselen met een papiertje -
2 ritselen met een papiertje
ritselen met een papiertjeVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ritselen met een papiertje
-
3 ritselen
♦voorbeelden:de wind ritselt in de bomen • le vent murmure dans les arbresritselen met een papiertje • faire crisser du papierhet ritselen van de bladeren • le bruissement des feuilleshet ritselen van de wind • le murmure du venthet ritselen van een stof • le froufrou d'une étoffehet ritselen van papier • le crissement d'un papierII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [regelen] arranger♦voorbeelden: -
4 ritselen
1 [geluid doen horen] rustle♦voorbeelden:ritselen met een papiertje • rustle a paperII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 [wemelen (van)] crawl/swarm (with) -
5 rustle
n. geruis, geritsel--------v. ruisen, ritselenrustle1[ rusl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————rustle21 ruisen ⇒ ritselen, een ritselend geluid maken♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 laten ruisen/ritselen ⇒ ritselen met♦voorbeelden: -
6 wheel
n. wiel; rad; stuur; omweg; omdraaiende beweging; terugkeer--------v. rollen, rijden; zich omkeren/omdraaien; duwen, trekkenwheel1[ wie:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 wiel ⇒ rad; draaischijf2 stuur ⇒ stuurrad/wiel, roer♦voorbeelden:4 on wheels • per auto, met de wagen¶ go on (oiled) wheels • op rolletjes lopen, gesmeerd gaanoil the wheels • vlekkeloos laten verlopen, smerenthere are wheels within wheels • het zit zeer ingewikkeld in elkaar→ big big/————————wheel2♦voorbeelden:¶ wheeling and dealing • ritselen, gesjacher, gemarchandeerII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 duwen/trekken 〈 iets op wieltjes〉 ⇒ (ver)rijden, rollen♦voorbeelden:they wheeled the patient back to his room • ze reden de patiënt terug naar zijn kamerthey wheeled in the victims • zij reden de slachtoffers naar binnen -
7 rommelen
2 [snuffelen] rummage♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский